november 2018 - Time out, schorsing en verwijdering zijn ingrepen die scholen niet graag uitvoeren. Maar als een kind buitensporig lastig gedrag vertoont dan is dat vaak toch het gevolg. Op 28 maart 2018 is In1school op OBS De Tuimelaar in Nieuw-Lekkerland en analyseren we in een masterclass met onder andere Dolf van Veen, hoogleraar Windesheim en hoofd Nederlands Centrum voor Onderwijs en Jeugdzorg (NCOJ), hoe we kinderen juist binnenboord kunnen houden. Nicolette van der Weide, directeur van De Tuimelaar, start de middag met: “Onze eerste reflex is: iedereen is welkom! We doen het gewoon.”
Openbare basisschool De Tuimelaar
De Tuimelaar maakt deel uit van de O2A5-scholen. Bij deze stichting zijn basisscholen aangesloten die er voor álle kinderen willen zijn, ongeacht afkomst, levensovertuiging, geaardheid of vermogen. Zo stelt Van der Weide: “Door elkaar te leren kennen en verschillen te ontdekken kunnen kinderen met en van elkaar leren. Iedereen mag er zijn en is de moeite waard!”. Zij is een bevlogen directeur en trots op het feit dat haar school niet één kind doorverwijst naar het speciaal basisonderwijs en slechts 0,16% naar het speciaal onderwijs (ten opzichte van het landelijke gemiddelde van 1,75%).
Samenwerkingsverband en inclusief onderwijs
De school wordt hierin volledig gesteund door het samenwerkingsverband Driegang EC Rotonde. “Wij brengen ondersteuning naar het kind in plaats van andersom,” zegt Ruud van Rijn, de adjunct coördinator van dit samenwerkingsverband. Samen met coördinator Piet Vogel ondersteunt hij 44 scholen, waarvan tien scholen zich ‘inclusief’ noemen. De scholen worden als inclusief beschouwd als zij voldoen aan de volgende vereisten:
- In hun schoolplan staat dat zij een inclusieve school zijn en hiervoor hebben zij ook de instemming van de medezeggenschapsraad.
- Alle kinderen uit het postcodegebied van de school zijn welkom.
- De afgelopen vier jaar zijn géén kinderen naar het speciaal basisonderwijs doorverwezen.
Driegang EC Rotonde biedt nu 53 onderwijsarrangementen aan. In de steigers staat nu het opzetten van leergemeenschappen van scholen die samenwerken op allerlei thema’s, waaronder het thema ‘gedrag’. Voor de meeste scholen is omgaan met ingewikkeld gedrag een flinke uitdaging. Zo ook voor De Tuimelaar, stelt Van der Weide: “Het kost vele hoofdbrekens, maar door co-teaching met onderwijsassistenten en de overtuiging dat gedrag ‘ergens vandaan komt’, vallen er zelden kinderen uit.” Om alle kinderen binnenboord te houden, is volgens Van der Weide en Van Rijn de bereidheid om inclusief te zijn onontbeerlijk. Daarnaast zijn de volgende dingen van groot belang:
- Onderwijsarrangementen voor gedrag.
- Grotere basisondersteuning.
- Goede professionalisering van leerkrachten.
- Werken aan preventie door middel van Positive Behavior Support (PBS) en Taakspel.
- Inschakelen van ambulant begeleiders met kennis.
- Voldoende onderwijsassistenten.
- Het vertrouwen hebben van álle ouders.
Architectuur van de leeromgeving
De master van vandaag, Dolf van Veen bevestigt dit, maar maakt tegelijkertijd een kritische kanttekening: “We moeten werken aan ‘leermotivatie’ in plaats van louter ‘schoolmotivatie’. Volgens hem passen veel kinderen niet in het industriële ontwerp van de school en vallen daardoor uit. Passend onderwijs heeft dit in veel gevallen niet veranderd en mede daardoor zien we de deelname-percentages van kinderen met (ernstige) gedragsproblemen aan het reguliere onderwijs niet toenemen in veel regio’s. En hoe ouder het kind is, hoe moeilijker het is om het kind in het reguliere onderwijs te houden. Door gedrag? Nee! Door de organisatie van het onderwijs.
Van Veen hamert op het belang van een goed pedagogisch schoolklimaat dat ook georganiseerd kan worden zónder allerlei kostbare hoogglans methodes en programma’s. Verder moeten de basiscompetenties van leerkrachten worden verbeterd, dient er goede en voldoende professionele ondersteuning te zijn en moeten ouders als partners aangehaakt zijn. Kortom: houd de architectuur van de leeromgeving in de gaten! In ‘herbergzame’ scholen wordt aan leerlingen, ook zij die moeilijk gedrag vertonen, juist veel verantwoordelijkheid gegeven en ingezet op sociaal-emotioneel leren en samenwerkingsvaardigheden. Dit oogst meer effect dan een focus op controle en het bekrachtigen van goed gedrag. Zo wijst hij op belangrijk onderzoek van Jerome Freiberg (VS) waaruit blijkt dat de pedagogiek en de organisatie van de leeromgeving op de eerste plaats komen wat betreft de positieve beïnvloeding van gedrag, gevolgd door de instructiekwaliteit en pas op de derde plaats gedragsmanagement.
Met scholing alleen komen we er niet
Gedragsvraagstukken staan op nummer één als leerkrachten praten over uitdagingen in de klas, vooral sinds de komst van passend onderwijs. De eerste reactie hierop is veelal dat leraren meer kennis en vaardigheden op dit gebied moeten krijgen via scholing. Van Veen snapt deze reactie en onderschrijft het belang hiervan. Cruciaal is ook de deskundigheidsbevordering door samenwerking met interne begeleiders, collega-leraren, ouders en professionals uit de jeugdhulp. Deze professionalisering moet worden benut voor algehele team- en schoolontwikkeling. Zo ontstaat vertrouwen in passend onderwijs en werk je aan een inclusieve leeromgeving. Alleen scholing zal het verschil niet maken, ook al zijn er nog zulke goede opleidingen zoals de Master (Special) Educational Needs. In veel scholen wordt de expertise van bijvoorbeeld leraren, die een masteropleiding met een specialisatie gedrag hebben gedaan, niet of nauwelijks benut. Dit komt door ons gesloten onderwijssysteem, daardoor zitten we vast in een patroon over hoe we dingen doen. Ook extra handen in de klas, zoals van onderwijsassistenten, zijn belangrijk, maar er is meer nodig om leerlingen met (ernstige) gedrags- en emotionele problemen binnenboord te houden en toch goed onderwijs te bieden aan álle kinderen.
Onmisbaar bij binnenboord houden van kinderen
Hoe zorg je ervoor dat kinderen niet vanwege hun gedrag worden uitgesloten? Van Veen en deelnemers uit de zaal komen tot de volgende elementaire punten:
- School- en klasdeuren staan open zodat uitwisseling en samenwerken kan plaatsvinden.
- Leerkrachten hebben de wil en worden gestimuleerd om van elkaar te leren.
- Groepen leerlingen leren samen op basis van thema’s die betekenisvol zijn voor hen.
- Ondersteuning door specialisten vindt vooral plaats in de school en niet daarbuiten. Kinderen hoeven daardoor geen lange zorgroutes te doorlopen. Jeugdzorg en jeugd-GGZ moeten veel directer beschikbaar zijn voor overleg en ondersteunende hulp.
- Ouders en anderen die om het kind geven worden gezien als partners en raadgevers, als mensen die veel expertise in huis hebben.
- Gedrag leren lezen is een belangrijke kwaliteit.
- Extra handen helpen altijd.
- Kinderen moeten goede rolmodellen hebben.
- De school maakt gebruik van hulpbronnen (middelen, kennis en vaardigheden) van alle betrokkenen bij de school en de wijk.
- Leerlingen, en juist ook diegenen die moeilijk gedrag vertonen,, kunnen terugvallen op iemand die ze vertrouwen in en buiten de school en verdienen een ambassadeur.
- De school honoreert het recht van álle kinderen op onderwijs in hun eigen omgeving.
Bereidheid
Deze tips zijn waardevol, maar de bereidheid van een school vormt uiteindelijk de basis. Alleen als een school écht de wil heeft om kinderen binnenboord te houden, zal dit daadwerkelijk lukken. De Tuimelaar laat zien waar zo’n positieve houding toe kan leiden: een diverse school waar kinderen vrijwel nooit doorverwezen worden en waar verschil een rijkdom is!
Bron: In1school, Astrid Greven, deskundige inclusieve samenleving verbonden aan In1school.
De masterclass is een initiatief van platform In1school dat onderdeel uitmaakt van het programma onderwijs van kinderrechtenorganisatie Defence for Children en wordt gefinancierd door FNO.