Diagnostiek is teamwork

Voordat de behandeling kan beginnen, moet bij een kind worden vastgesteld wat er aan de hand is. Dit wordt diagnostiek genoemd en omvat veel meer dan het bepalen om welke psychische stoornis het gaat. De diagnostiek gebeurt systematisch, volgens vastgestelde stappen. Bijvoorbeeld in een reeks gesprekken, met vragenlijsten, observatie en een test. Dit proces leidt tot een diagnose - dat is een beschrijving van hoe de problemen met elkaar samenhangen en ook wat de sterke kanten van het kind en van het gezin zijn.

Een goede diagnostiek is van groot belang om uiteindelijk een goed behandelplan te kunnen maken en op school een passende ondersteuning te kunnen bieden. Leerkrachten kunnen bijdragen aan de diagnostiek door problemen te signaleren en hun waarnemingen te delen met de arts, psycholoog of orthopedagoog. Andersom is het van belang dat de arts, psycholoog of orthopedagoog leerkrachten op de hoogte brengen van informatie die voor het kind op school relevant is. Uiteraard met toestemming van de ouders.

Samenwerken

Een diagnose staat niet op zichzelf, maar heeft altijd met de behandeling te maken. Het stellen van een diagnose is teamwork onder leiding van een deskundige, bijvoorbeeld een kinderpsychiater, een orthopedagoog of een psycholoog. Andere teamleden zijn de ouders en het kind, leerkrachten en andere belangrijke mensen uit de omgeving van het kind. Denk aan de sporttrainer, broertjes en zusjes of bijvoorbeeld de grootouders. Leerkrachten en anderen zijn de informanten van het team; ze dragen belangrijke informatie aan, maar kunnen natuurlijk nooit zelfstandig een diagnose stellen. Vooruitlopen op een diagnose (“volgens mij heeft uw kind”) is ook ongewenst, omdat dit een negatieve invloed kan hebben op de behandeling.

Bij het stellen van een diagnose wordt niet alleen naar het probleem gekeken, maar ook naar de sterke kanten van het kind. Want juist dáár liggen de aanknopingspunten voor de behandeling. Een diagnose gaat niet over het kind, maar over de stoornis. Het team diagnosticeert de ziekte, de stoornis; niet het kind - die twee dingen zijn niet te verwarren. Het is hier net als: je hébt migraine, je bent geen migraine. Het ‘is’ blindedarmontsteking, je bent geen blindedarmontsteking.

Van diagnostiek naar plan van aanpak

Als hulpmiddel bij de diagnose hanteren kinderpsychiaters het DSM-handboek (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders). Dat is een ‘classificatie’ waarin alle bekende stoornissen zijn beschreven - de actuele versie heet ‘DSM-5’.

Als de leider van het team - dat is gewoonlijk de verantwoordelijk psychiater, orthopedagoog of psycholoog - de nodige gegevens verzameld heeft bij alle betrokkenen, maakt hij een beschrijvende diagnose. Een klein stukje uit een diagnose gaat bijvoorbeeld zo:

“Motivatieproblemen en spijbelen bij een twaalfjarige scholier in groep acht. Uit onderzoek komen ernstige aandachts- en concentratieproblemen naar voren. De leerkracht signaleert dat het kind vrijwel nooit aandachtig de les volgt. Intelligentieonderzoek wijst op een laaggemiddelde intelligentie. De gezinssituatie is ernstig belast vanwege een terminale ziekte van vader. Opa en oma van moederszijde zijn momenteel bijna elke dag aanwezig in het gezin en dragen een groot deel van de dagelijkse zorg voor de kinderen en huishouden.”

Deze beschrijving gaat niet zonder meer naar de ouders, maar de hulpverleners gaan erover in gesprek met de ouders volgens het zogenoemde 'dialoogmodel'. Zo worden de problemen van het kind begrijpelijk en bespreekbaar gemaakt. Vervolgens wordt samen met de ouders naar oplossingen gezocht - een van de eerste doelen is: de problemen thuis en op school hanteerbaar maken.

Naar top van de pagina