Psychische problemen op school
- introductie
- wat zijn psychische problemen?
- diagnostiek is teamwork
- rol van de leerkracht en de school
- passend onderwijs
- samenvatting
Iedereen heeft weleens psychische problemen; dan is er iets ontregeld of verstoord aan de emotie of aan het gedrag. Dat kan een reactie zijn op een recente gebeurtenis en gaat het op den duur, als vanzelf, weer over.
Zo kan een kind op school bang zijn dat het niet goed presteert ('faalangst'). Andere kinderen piekeren heel erg en het kan ook gebeuren dat een kind moeilijk kan inslapen en de volgende dag dus vermoeid op school komt. Dat zijn emotionele problemen die niet ernstig hoeven te zijn.
Een leerling die bijvoorbeeld brutaal of ongehoorzaam is, heeft een gedragsprobleem. Maar ook dat hoeft niet meteen erg te zijn.
Gedragsproblemen worden wel onderverdeeld in internaliserend probleemgedrag en externaliserend probleemgedrag. Kinderen met internaliserend gedrag vallen de leerkracht vaak niet op. Zij lijden als het ware in stilte en de omgeving merkt niet of nauwelijks dat er wat aan de hand is. Deze kinderen vertonen vaak stil en teruggetrokken gedrag.
Kinderen met externaliserend gedrag vallen wel op in de klas. Zij zijn vaak druk en beweeglijk. Ook hebben zij nog al eens moeite met het reguleren van hun emoties. Als de problemen ernstig zijn en het kind er echt last van heeft of in zijn ontwikkeling wordt belemmerd, is er sprake van een 'stoornis'. Kinderen met een psychische stoornis hebben baat bij de behandeling daarvan.
Als een kind lijdt - er dus echt last van ondervindt - of in zijn ontwikkeling wordt belemmerd, zijn de problemen wél ernstig. Dat kind heeft een psychische stoornis (en niet: ‘is gestoord’). Eigenlijk zijn dit heel ‘gewone’ kinderen - alleen wat betreft de kenmerken van hun stoornis wijken ze af.
Dat is helaas bij ongeveer vijf procent van de kinderen het geval - in elke schoolklas zitten gemiddeld dus wel één of twee leerlingen met psychische stoornis. Deze kinderen hebben baat bij professionele hulp van een kinderpsycholoog, kinderpsychiater, orthopedagoog of een andere gespecialiseerde behandelaar. Behandeling kan deze kinderen beter maken of hun problemen draaglijk.
Deze stoornissen van de emotie of van het gedrag hebben namen. Die zijn vooral bedacht voor psychologen, orthopedagogen en medische deskundigen, zodat ze efficiënt en zonder misverstanden met elkaar over een patiënt kunnen overleggen. Deze indeling van stoornissen wordt ‘classificatie’ genoemd en behandelaars gebruiken daarvoor een Amerikaans handboek dat de DSM-5 wordt genoemd. Daarin staan alle stoornissen beschreven - van sommige hebben de meeste mensen weleens gehoord: ADHD, autisme, eetstoornissen (zoals anorexia nervosa), angststoornissen en slaapstoornissen bijvoorbeeld.
Voor een kind is het niet bepaald fijn om het gevoel te hebben dat het ‘wordt ingedeeld’ bij een bepaalde stoornis - feitelijk wordt het kind natuurlijk niet ingedeeld maar wordt alleen de stoornis in een bepaalde categorie geplaatst. Het kan stigmatiserend zijn als je op het schoolplein autist of ADHD’er wordt genoemd. De problemen zullen er niet minder op worden als een kind zo’n ‘etiket’ krijgt opgeplakt. Elk kind is uniek en een psychische stoornis komt dan ook bij ieder kind op een andere manier tot uiting, ook al heeft die stoornis bij Jan dezelfde naam als bij Marie. Bovendien gaan verschillende psychische stoornissen vaak samen (‘comorbiditeit’) en is het - zeker voor een leek - erg moeilijk om vast te stellen hoe de stoornis door deskundigen genoemd zal worden.
Wat de namen van de stoornissen zijn - de classificatie - is eigenlijk niet zo belangrijk voor ouders, leerkrachten en klasgenoten. Die namen zijn bedoeld als vaktaal voor de behandelaars; leerkrachten hebben vooral te maken met de problemen die deze leerlingen mee naar school nemen (emotie en gedrag). Als die problemen ernstig lijken te worden en blijven voortduren, zal de leerkracht moeten ingrijpen door in gesprek te gaan met ouders en deskundigen (zie signaleren en handelen). Voor kinderen bij wie al bekend is dat ze een psychische stoornis hebben, is het natuurlijk van belang dat de leerkracht goed geïnformeerd is. In gesprek zijn met de ouders is daarbij het belangrijkste. De ouders kunnen aangeven hoe een leerkracht het beste kan omgaan met het kind en zijn stoornis. En als de behandelaar al weet om welke stoornis het gaat (zie diagnostiek is teamwork) kan de leerkracht daarover meer adviezen vinden op deze website (over ADHD, autisme, angst, depressie, gedragsstoornissen (ODD/CD) en trauma speciaal voor leerkrachten, en over alle andere stoornissen op de website van het Kenniscentrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie).
Er bestaan veel soorten psychische aandoeningen. Pubers met zelfmoordgedachten komen steeds vaker voor, net als ernstige eetstoornissen (zoals anorexia nervosa) en zelfbeschadiging - ‘krassen’. Bij sommige kinderen ontwikkelen de hersenen zich niet goed of moeten ze met een licht verstandelijke beperking hun verdere leven in. Kinderen kunnen trauma’s oplopen van zeer ernstige gebeurtenissen, zoals pesten, geweld en seksueel misbruik. Als een moeder depressief is, of een vader agressief, kunnen kinderen daar ziek van worden, maar soms ook niet. Andere kinderen hebben last van de gevolgen van hun hyperactiviteit. Conflicten thuis en op school kunnen een gevolg zijn van onvoldoende herkenning van hun ziekte, of het ontbreken van behandeling. Vaak is een deel van de aandoening erfelijk bepaald. Zoals bij tic-stoornissen en autisme, maar ook bij ADHD en depressie is sprake van een erfelijke factor.
Heel belangrijk voor de jonge psychiatrische patiënten is dat hun probleem wordt onderkend als een ziekte, zodat ze in aanmerking komen voor de juiste behandeling.
De meeste kennis over psychische stoornissen bij kinderen is te vinden bij de kinder- en jeugdpsychiatrie. Alle kennis op deze website is wetenschappelijk onderbouwd en afkomstig van deskundigen in de kinder- en jeugdpsychiatrie: van onderzoekers en behandelaars, in samenwerking met ouders en de kinderen zelf. Kinder- en jeugdpsychiatrie is een wetenschap die de ontwikkeling van jonge hersenen bestudeert, hoe psychische stoornissen ontstaan en hoe ze behandeld kunnen worden. De kennis die daaruit voortkomt, wordt gebruikt door behandelaren in de jeugd-geestelijke gezondheidszorg (jeugd-ggz) om kinderen met ernstige psychische stoornissen beter te maken.
Hulp van een kinderpsychiater, -psycholoog of orthopedagoog is nodig zodra er sprake is van een psychische stoornis, eigenlijk een ziekte in de hersenen. Zoals het geen enkele zin heeft om met een gebroken been naar een fysiotherapeut te gaan, helpt opvoedhulp of een goed gesprek ook niet als een kind een psychische stoornis heeft. Een kinderpsychiater is een gespecialiseerde arts die deze ziekten wél kan behandelen.
Het verschil tussen kinderpsychiatrie en psychiatrie voor volwassenen is groot. Kinderpsychiaters hebben niet alleen te maken met jonge hersenen, die dus nog in ontwikkeling zijn. Ze hebben ook te maken met de oorsprong van allerlei psychische problemen waar patiënten op volwassen leeftijd pas echt last van krijgen. Als onderdeel van een goede geestelijke gezondheidszorg voor kinderen, kan de kinderpsychiatrie een groot deel van die latere ellende voorkomen. Nog een verschil met de volwassenenpsychiatrie is dat de kinderpsychiatrie altijd rekening houdt met de omgeving van de jonge patiënten: het gezin, de ouders, school, familie, vrienden, buurt, sportclubs en hulpverleners.